Jaren geleden, toen ik aan het einde van een grijze maandagochtend door de Langestraat liep, werd ik getroffen door de kerk die daar staat. Aan het begin van een winkelstraat verwacht je geen kerk, en zeker niet zo een als Sint Jacobus de Meerdere. Schuin tegenover een andere kerk, de middeleeuwse Grote Kerk, staat hij, als een soort opmaat voor het plein dat de Oude Markt heet. Maar ondanks zijn mindere ligging, aan de zijkant van het plein, is hij mooier dan de romaanse Grote Kerk. Eigenlijk zou de Sint Jacobus de Meerdere midden op het plein moeten staan.

Bijna alles is ongewoon aan de Sint Jacobus de Meerdere. Dat begint al met de voorgevel die niet naar het plein staat toegewend, maar naar de Langestraat. De zeven toegangsbogen, boven aan een brede trap van een paar treden, zijn zo laag dat het lijkt alsof de kerk wegens zwaarte in de loop van de tijd een stuk in de grond is gezakt. Verstrooid over de bakstenen gevel zitten de grote brokken natuursteen die de kerk niet alleen nóg zwaarder doen lijken, maar ook knoestiger. De gevel maakt duidelijk wat de negentiende-eeuwse Britse architectuurtheoreticus John Ruskin bedoelde toen hij beweerde dat het in de architectuur niet gaat om perfectie, maar juist om imperfectie. De knoestigheid van de Sint Jacobus de Meerdere zorgt voor een ongekende levendigheid. Hier zijn echte bouwers aan het werk geweest die de kerk met aandacht voor detail van grofstoffelijke natuurstenen en kloostermoppen hebben gemetseld.
De indruk van ongewone zwaarte wordt nog versterkt door de rechtertoren die maar geen toren wil worden, alsof hij niet is voltooid om te voorkomen dat het gebouw helemaal in de grond zou zakken. De linkertoren is weliswaar iets hoger, maar verdient ook nauwelijks de naam toren.
Ook vreemd is dat de kerkgevel, anders dan gewoonlijk, niet één groot venster in het midden heeft maar drie even grote cirkelvormige ramen met rechthoekige sponningen. Cirkelvormige gaten duiken ook op in de natuurstenen bovenstukken van de torens.
Ik wilde de kerk binnengaan om te zien wat er was onder de twee koperen feestmutsen die vanuit de Langestraat nauwelijks zichtbaar waren. Maar zoals zoveel kerken in Nederland was de Jacobus de Meerdere op maandagochtend gesloten. Thuisgekomen pakte ik de gids voor moderne architectuur in Nederland om meer aan de weet te komen over deze kerk. Maar het gebouw bleek er niet in te staan. Blijkbaar vinden de samenstellers, Paul Groenendijk en Piet Vollaard, de kerk niet bijzonder genoeg voor opname in de gids. Misschien hadden ze gelijk, zo overwoog ik, misschien heeft de Jacobus de Meerdere alleen een indrukwekkende voorgevel en schuilt daarachter een stijve, rechttoe-rechtaan ruimte.
Jaren later kreeg ik de kans om de Sint Jacobus de Meerdere van binnen te zien, toen ik mee kon met een fotograaf die de koepels van de kerk moest fotograferen. Het interieur bleek even imponerend en origineel als de voorgevel. De grootste van de twee koepels van baksteen, een zogenaamd meloengewelf met 32 ribben, bevindt zich boven de ruimte achter de galerij met zeven bogen die als ingang dient. De tweede, kleinere koepel zit boven een ruimte voor in de kerk waar zich het altaar bevindt. De koepels rusten op gedrongen zuilen, zes voor de grote, vier voor de kleine, zodat de kerk ongewoon open is. De koepels beginnen dan ook laag, waardoor het lijkt of ze de bezoekers beschermen. Meestal bevinden koepels zich in kerken op grote hoogte, waardoor ze een afstandelijke schoonheid krijgen. Maar in de Sint Jacobus de Meerdere omarmen ze door hun nabijheid de gelovigen.
Even origineel als de twee koepels is de plattegrond van de kerk. Het is een wonderlijke mengeling van twee kerkelijke oertypen, de centraalbouw en de kruisbasiliek. Aan weerszijden van het altaar onder de kleine koepel zitten twee transepten, maar een koor ontbreekt. Hierdoor bestaat de achterzijde van de kerk van buiten uit een imposante ronding, waartegen nog een smal torentje met een koperen kegel als dak is gezet. Ook aan de zijgevels is zichtbaar veel zorg besteed. Hier zorgen kapelletjes met koperen daken voor een gevarieerd beeld.
Neobyzantijns wordt de stijl van Sint Jacobus de Meerdere genoemd, maar deze aanduiding doet de kerk tekort. Het is een vernieuwende mengeling van de verschillende grote historische kerkbouwstijlen als romaans, gotisch en, inderdaad, byzantijns. Misschien zijn de uniciteit en originaliteit van de Sint Jacobus de Meerdere te danken aan het feit dat het ontwerp het werk is van twee architecten, H.W. Valk en J.H. Sluijmer. Hoe de architecten bij elkaar kwamen is onbekend. Maar vermoedelijk werd Valk begin jaren dertig door het Enschedese kerkbestuur in de arm genomen omdat hij een bekende katholieke-kerkenbouwer was en Sluijmer omdat hij de zoon van een van de bouwheren was. Valk had wel meer ‘neobyzantijnse’ kerken met koepels ontworpen, zoals de imposante Sint Jan de Doper uit 1925. Vermoedelijk dankzij Sluijmer is de in 1933 voltooide Sint Jacobus de Meerdere ondanks de geringere omvang nóg indrukwekkender geworden dan zijn Waalwijkse broederkerk.
Het is natuurlijk niet moeilijk te raden waarom de kerk ontbreekt in de Architectuurgids. Nog steeds is het verhaal van de twintigste-eeuwse Nederlandse architectuurgeschiedenis dat van het modernisme en zijn voor- en uitlopers. En dus draait het ook in de Architectuurgids nog steeds vooral om het modernisme. Maar godzijdank krijgen de samenstellers van de gids in de loop der jaren steeds meer oog voor het twintigste-eeuws traditionalisme. In elke nieuwe uitgave van de gids sinds de eerste uit 1987 rukt het traditionalisme verder op. Het is dan ook een kwestie van tijd voor de Sint Jacobus de Meerdere erin staat: het is tenslotte een hoogtepunt van de Nederlandse twintigste-eeuwse architectuur.
 

Jacobus met en zonder baard
 
Volgens het ene verhaal predikte hij na de hemelvaart van Christus in Samaria en Jeruzalem. En in het jaar 44 is hij door Keizer Herodes Agrippa onthoofd.
Andere verhalen voegen daar aan toe dat hij de eerste bisschop van Jeruzalem is geweest.
De afbeelding op stadswapen en stempel zouden Jacobus voorstellen als bisschop van Jeruzalem en als zodanig wordt hij afgebeeld zonder baard.
Op het brandmonument op de Oude Markt staat dezelfde Jacobus echter afgebeeld mét baard.
Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
Welnu, het brandmonument was vele jaren verdwenen uit het straatbeeld van Enschede. De drie bronzen platen en de rest van het monument waren toen opgeslagen op de gemeentewerf.
Toen men besloot het monument weer op te bouwen, ontdekte men dat veel onderdelen stuk of verdwenen waren.
De plaat met de afbeelding van Jacobus en het stadwapen waren niet meer aanwezig en moesten opnieuw vervaar-digd worden. Hiervoor kreeg een steen-houwer in Enschede de opdracht.
Wij hadden destijds aan de B.W. ter Kuilestraat beeldengieterij ’t Stiepeltje’, en die steenhouwer kwam ons vragen of wij nog een mooi beeld met een markante kop hadden die als voorbeeld voor de kop van Jacobus kon dienen. Hij koos hiervoor een mooi Jozefbeeld uit.
Maar bij nader onderzoek bleek dat Jacobus op het zegel niet met baard stond afgebeeld.
Maar helaas het beeld was al klaar en de steenhouwer was niet van zins om dat te veranderen, en hij antwoordde: “Jij weet het en ik weet het nu ook, maar alle anderen weten het niet. Dus, laat het maar zo.”
En zo staat Jacobus de Meerdere op het brandmonument op de Oude Markt afgebeeld mét baard!

Bart Gosen.