Bij de bouw hebben de architecten Valk en Sluijmer zich duidelijk laten inspireren door de kerken uit de eerste eeuwen van het Christendom. In deze vroegchristelijke basilieken was het altaar voor iedereen zichtbaar midden in de ruimte. Valk liet zich daarnaast inspireren door de oude abdijkerken in Zuid-Frankrijk met hun dikke, zware muren en weinige en kleine ramen. Die kerken waren donker in het middenschip en de zijbeuken, wat Valks opvatting ondersteunde dat op de plaats van het altaar het meeste licht dient te vallen. De keuze voor de gebruikte kerktypologie en bouwstijl kwam voort uit de ontevredenheid in die jaren over de te sterke stijlinvloed van de gotiek in de kerkenbouw. Er ontstond een kerk die een rijke variatie aan origineel met elkaar verbonden stijlen toont. De voorgevel is in sterke mate Romaans bepaald: een monumentaal front met drie grote roosvensters, daaronder een galerij van zeven rondbogen, een robuuste hoekige klokkentoren, opstaande dakranden met ronde vensters. Het interieur laat stevige Romaanse pilaren zien die Gotisch gevormde gewelven dragen.
Bij binnenkomst door de hoofdingang geven de twee koepels een ruimtegevoel als in Westerse kerken, waardoor een as naar voren loopt, een weg naar het licht. Architect Valk wilde ook het meeste licht bij het altaar. Maar de koepels en de vele gewelven maken van het interieur een grotachtige binnenruimte in Byzantijnse stijl, mede door de schaarse en diffuse lichtinval. Anders dan in de hoge Byzantijnse kerken en moskeeën overheerst echter intimiteit. Bij rondwandeling langs de zijpaden creëren de vele pilaren in het interieur geheimzinnige vergezichten die soms doen denken aan de Moorse stijl van de Mezquita in Cordoba.

Robuuste baksteenbouw

Uit het bestek van destijds

Jacobus 75 jarig boekje resize